Ringo Gomez-Jorge (1983) is freelance journalist en fotograaf bij De Morgen Magazine en De Standaard Magazine. ‘Dode bloemen leven forever’ is zijn debuutroman.
Het boek is een persoonlijk verslag van Ringo als lifestylejournalist, die zijn leven als stedelijke hippe middenklasser omschrijft op een scherpe, cynische wijze. Hij woont samen met zijn vriendin Chloë in een appartement in een middelgrote, veilige stad. Chloë’s ambitie was ooit schilderen, ze schilderde portretten van bekende en voornamelijk zwarte muzikanten, maar door haar verlegenheid werd ze gaandeweg mensenschuw en ging ze abstracte kleurvakken schilderen. Helaas verkocht dit werk slecht en was ze genoodzaakt om te gaan werken als graficus bij een modemerk.
Beide zijn ze op hun eigen manier zoekende naar wat ze willen in het leven, waarin vinden ze genoegdoening, hoe blijven ze dicht bij zichzelf in een maatschappij waarin alles draait om succes, status en geld? En hoe ga je om met je eigen demonen waardoor de schrijver veelvuldig geplaagd wordt? Ringo schuwt het in dit boek niet om zijn eigen angst, luiheid en escapisme kritisch onder de loep te nemen.
Verrassend vond ik dat Ringo in zijn proloog aangeeft:
“Door dit boek te schrijven ben ik een nestbevuiler en ja, nestbevuilers eindigen op de laatste bank of, in mijn geval: in een soort ballingschap ergens in een kleine kamer met een ratelende ventilator die nog eens benadrukt dat je ver weg bent van alles. Nu ik het einde van het boek verklapt heb – dit is geen verhaal dat teert op een verrassende twist ergens voorbij driekwart van de pagina’s, geen paniek, geen paniek – zal ik ook het begin vertellen.”
Met andere woorden, verwacht geen ‘aha- momenten’ of verrassende slotconclusies aan het einde van dit boek maar een kritische kijk op zijn eigen leven.
Het boek is opgebouwd uit 123 korte hoofdstukken waardoor je het makkelijk weer oppakt, als je het bijvoorbeeld net als ik in een drukke periode leest. De schrijfstijl is heel erg wisselend, soms heel erg kort en krachtig, soms heel erg verhalend in lange zinnen en (voor mij) moeilijke woorden. Ik vond het in dit geval wel prettig dat het boek vanuit Ringo is geschreven, anders was het wellicht heel warrig geworden door de vele waarnemingen vanuit meerdere kanten te lezen.
Hetgeen dat voor mij de rode draad was tijdens het lezen van dit boek was angst. Angst om buiten de ‘norm’ te vallen en niet aanvaard te worden. Paniekaanvallen, Sipralexa (een anti-depressiva, wordt in tegenstelling wat veel mensen denken niet alleen voorgeschreven bij depressiviteit maar ook bij angststoornissen), gebruik van Alprazolam (kalmeringstabletten), angst om alleen te zijn, ook een soort van angst voor de consumentenmaatschappij waarin we leven. Aangezien ik mijn eigen ervaringen heb op dit gebied sprak mij de worstelingen van de schrijver met zijn demonen erg aan.
“Ik wilde deel uitmaken van hun stam, een stam van mensen die net iets aantrekkelijker waren dan de doorsneemens en daardoor aanbeden werden door de doorsneemens zonder ooit verstoten te worden, zoals dat bij heel aantrekkelijke en geniale mensen wel gebeurden omdat zij zich te ver van de norm af bevonden.”
“Ik ijsbeerde en speelde in mijn broekzak met de strip Alprazolam. Ik kauwde op een dilemma: een pil nemen of niet. Het was moeilijk. Het dilemma maakte me compleet ziek. Slikken of niet slikken. Door de twijfel bleef het onderwerp ‘paniek’ in mijn hoofd aangevinkt.
Van de humor (zoals op de achterflap wordt geschreven) had ik iets meer verwacht, ik heb wel regelmatig moeten grinniken maar verder is het vooral een bepaalde zwartgallige humor die de boventoon voort.
Ondanks dat het verhaal soms wat in herhaling viel en hier en daar iets langdradig was heb ik wel erg genoten van het boek, misschien juist vanwege de originaliteit en de bloedeerlijke kijk op het eigen leven van de schrijver.