‘Voordat alles beter werd’ vertelt het verhaal van Paul, Stefan, Floor en Lisette in de jaren ’90 in Amsterdam, ten tijde dat homoseksualiteit nog een taboe was en het hiv-virus zich steeds meer verspreidde. Ze proberen te ontsnappen aan vooroordelen en discriminatie door met elkaar te trouwen. Stefan en Lisette trouwen met elkaar op 5 september 1994 en Paul en Floor trouwen twee dagen later, terwijl ze eigenlijk homoseksuele stellen zijn, maar hier niet openlijk voor uit komen. Ze zijn het stuk voor stuk zo zat om altijd maar de vraag te krijgen of er geen liefde in hun leven is en wanneer er getrouwd gaat worden waardoor ze deze list bedenken. Ze gaan met elkaar samenwonen in een bovenwoning van een groot pand in Amsterdam. Paul en Stefan wonen op de tweede verdieping en Floor en Lisette op de derde verdieping. Ze denken door deze oplossing meer vrijheid te creëren en binnen de gesloten muren te kunnen leven zoals zij willen, maar het tegenovergestelde is waar, er komen steeds meer problemen op hun pad. Zo blijkt Paul besmet met het hiv-virus en wordt hij steeds zieker en komen er steeds meer persoonlijke trauma’s uit het verleden bovendrijven bij iedereen. Hoe zorgen ze er samen voor dat de door hen gecreëerde façade overeind blijft?
‘Don’t judge a book by it’s cover’ was het eerste dat me te binnen schoot toen ik het boek binnenkreeg. Ik zou het boek in de boekwinkel niet opgepakt hebben vanwege de typografie en de omslag, dat is natuurlijk persoonlijk, maar om de één of andere reden sprak het mij totaal niet aan. Zonder iemand te willen beledigen leek het erop dat er voor de cover weinig budget was.
Het verhaal brengt je als lezer terug naar de jaren negentig waarin homoseksueel zijn nog niet zo geaccepteerd werd en het hiv-virus flink om zich heen sloeg. Al lezende besefte ik dat het homohuwelijk pas sinds 2001 in Nederland legaal is, terwijl dit in mijn beleving (waarschijnlijk omdat ik opgegroeid ben met een homoseksuele oom en tante) iets heel normaals was.
Je leest het verhaal afwisselend vanuit het oogpunt van de verschillende personages. Door korte gesprekjes, telefoongesprekken en brieven word je meegenomen in hun belevingswereld. De korte hoofdstukken en het intrigerende verhaal zorgen ervoor dat je door het boek heen vliegt. Ik heb het boek dan ook in één ruk uitgelezen. Ik vond het heel interessant om te lezen over het tijdsbeeld in de jaren negentig (zelf ben ik geboren in 1981). Bizar dat de hoofdpersonages zich gedwongen voelden tot een man-vrouw huwelijk om zo van de discriminatie af te zijn en anoniem hun leven te kunnen leven. Het is evengoed geen vrij leven omdat ze zich niet vrij voelen als man-man en vrouw-vrouw over straat te gaan juist door het schijnhuwelijk dat ze zijn aangegaan.
Daarnaast vond ik het ook heel indrukwekkend om over het hiv-virus te lezen en hoe er in 1996 nieuwe medicijnen op de markt kwamen om het virus te remmen, maar dat dit alleen baat bleek te hebben bij degene die nog niet eerder medicijnen voor hiv hadden ingenomen.
Op een hele knappe manier vervlecht Rosemarijn Milo de persoonlijke trauma’s van de personages met elkaar. Je leert je meer en meer verplaatsen in de personages naar mate hun persoonlijke geschiedenis steeds meer aan de oppervlakte komt en je begrijpt waarom ze soms op een bepaalde manier op situaties reageren.
Het is een heel origineel en aangrijpend verhaal maar door de schrijfstijl van Rosemarijn Milo wordt het nergens te zwaar en lees je ook hoop en positiviteit voor de toekomst tussen de regels door. Ik hoop dat dit boek zich een weg gaat vinden naar een groot lezerspubliek want dat verdiend dit verhaal.
Overigens zit er een klein autobiografisch tintje aan het verhaal. Erik, de broer van Rosemarijn Milo die al jong is overleden, vormde de basis van personage Paul-Victor van Opzeeland.
door